Ik greep snel een pakje Vivit met sinaasappelsmaak (zó lekker) en sloot aan in de rij. Ja hoor. Dé rij. Dé je-staat-toch-lekker-altijd-in-de-verkeerde rij. Mijn collega's waren inmiddels alle drie de kassa gepasseerd en stonden gezellig kletsend op me te wachten. In de rij voor me stond een man ontzettend te prutsen met z'n portemonnee. Zes euro vijf-en-zestig. Dat moest hij betalen, zo had de kassameneer net tegen hem gezegd. De man pakte een muntje uit de portemonnee, voelde er uitgebreid aan, legde hem neer. Dat was één euro... Volgend muntje. Pakken, voelen, neerleggen. Eén euro en twintig cent. We, de andere rijstaanders en ik, kregen inmiddels door dat deze meneer blind was. Hij moest dus ieder muntje uitgebreid bevoelen voor hij kon betalen. Na een muntje of vijf bleek dat hij het met munten niet ging redden. - Sta daar eens even bij stil; dat je niet zoals wij, met één blik in de knip weet wat je te besteden hebt maar dat je alles moet voelen en tellen! - De munten gingen, één voor één, terug in de knip en een briefje van twintig kwam er uit.
'Deze kassa gaat ook open hoor!', hoorde ik achter me. Ik bedacht me niet, draaide me om en liep naar de andere kassa waar ik derde in de nieuwe rij werd.
'Dat moet je nooit doen,' hoorde ik één van mijn collega's zeggen. 'Nooit van rij wisselen... daar krijg je spij-hijt van.'
De mevrouw voor me, die net klaar was met het op de band leggen van haar spullen, kreeg mij opeens in haar vizier.
'Is dat alles wat u hebt?' vroeg ze me terwijl ze op de Vivit wees. Ik knikte.
'Gaat u maar even voor hoor, vind ik niet erg.'
Een glimlach verscheen op mijn gezicht. Ik passeerde haar, zette de Vivit op de band en zei: 'Nou, dank u wel hoor. Weet u, ik sta altijd in de verkeerde rij. Echt. Al-tijd. Maar vandaag dus niet!'
'Nee,' zei ze lachend, 'want vandaag was ik er.'
'Mevrouw,' zei ik, 'u bent bij deze benoemd tot mijn moment van de dag!' Ze bloosde er van. 'Ach,' zei ze, 'dát vind ik nou aardig!' En zo werd ik zelf ook een beetje een moment van de dag.